44 De wanden waren in het Oud-Hollandse huis wit, ge pleisterd en nu en dan overgewit. Omdat de onderste strook vuil werd, was dat de plaats om tegels aan te brengen, een plint van één rij tegels. Dan kwam de stookplaats in aanmerking voor wand- bekleding. De haardstenen werden vervangen door sier lijke platen van gegoten ijzer, de haardplaten welke uit Duitsland kwamen van langs de Rijn. Zij hebben soms Duitse tekst maar ook wel Nederlandse; dan waren zij op bestelling gemaakt. De voorstellingen op de haard platen zijn dan hetzelfde, dus hieruit blijkt dat ze uit één ijzergietersbedrijf kwamen. Het overige deel van de achterwand van de schouw bekleedde men gaarne met tegels, grote patronen kleurige tegels, later witte tegels met blauwe poppetjes of bijbelse voorstellingen. Om dat boven de haardplaat de wand zwart berookt werd, paste men daar dan tegels toe van donkere kleur, de „schildpadtegels" met een ornament dat geen ornament is, meer als de aderen van marmer of van ohitspapier aan de binnenzijde van boekbanden. De vloer van de schouw vroeg om een vuurvaste be kleding. Daarvoor had men eerst kleine bakstenen, ook wel zeskante blokjes en later gewone vloerbakken of vierkant gat, het asgat. In de vertrekken ziet men aan de bovenzijde van de schouw een half gewelf tot tegen de raveling der eikenhouten balken; dat is voor de een ferme gegoten ijzeren plaat met een rechthoekig of vloer in de schouw daarboven. In het voorhuis stond de spiltrap. Deze was nauw, zo dat men even wachten moest wanneer er van boven iemand aankwam, want de trap was een éénmans weg, te smal om elkaar naar redelijkheid tegen te komen. Omdat de witte muur langs de spiltrap vuil werd, was het nodig daar tegels aan te brengen, beginnende op de trapboom en flink hoog en dan eindigend in overhoeks versneden tegels. Om deze te versnijden werd het gla zuur ingekrast en dan erop getikt op de wijze van de glassnijder.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 45