telande en in de provinciesteden werden afgezocht en de tegels, waar tevoren niemand naar omkeek, geld waard werden en zelfs een koers kregen. Meteen kregen ze na men, naar een hoekfiguurtje dat ergens op leek. Wie dat niet wenst moet heel anders te werk gaan. Daar is eerst een scherp oog voor nodig. Men merkt op dat in de oude vertrekken met witte wanden de plinten van tegels waren, 5 duim in het vierkant. Dat verklaart meteen waarom de nu nog handelswaar houten plinten 12 cm. breed zijn. Het houten plint is de verarmde na maak van het tegelplint. Men komt in de kamer van een oud huis waar een houten vloer en een houten plint is. Wordt bij een verbouwing of afbraak het houten plint losgenomen, dan komen de bovengedeelten van plinttegels aan de dag boven de houten vloer welke wegens de „oude voeten" op de stenen vloer gelegd werd. Neemt men de vloer op dan komt de stenen vloer voor de dag, wit en zwart van natuursteen (marmer en Namense steen) of van bakken, onverglaasd of ver glaasd. In de richting van de deur zijn ze versleten. Bij de stookplaat zijn ze vergruisd van het houthakken, langs de kant zijn ze gaaf. Tikt men op het behangpapier, dan blijkt of dit op linnen geplakt is, of op schotwerk, of op de muur. Kijkt men langs de plek waar 't behang op de muur is, dan tekenen zich kwadraatjes af van de tegels welke daarachter zijn. Een kruissnede in het behang (achter een „schilderij" aan de wand) leert hoe de muur er achter is, wit gepleisterd al of niet met lagen witkalk of tegels. De mensen hebben hun huizen nooit met rust gelaten. Iedere opvolgende bewoner wilde moderniseren. In een vertrek was oudtijds een bedstede met de achterwand tegen de muur, waarvoor dit vak van enige vierkante meters oppervlak bekleed werd met mooie versierde tegels, uit één ovenlading. De opvolgende bewoner ver wijderde de eikenhouden bedstede, zodat het tegelvlak overbleef. Om dit weg te werken werd het tegelijk met 36

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 37