tegels gelegd en met poeder van houtskool bestoven. Dat deed men met een puntig zakje waarvan de punt was afgeknipt. De doorprikte voorbeelden noemde men „sponsen". In de musea ziet men bij de tegels hier en daar zulk een spons. Die in het Fries museum zijn knap van tekening en zijn afkomstig uit de tegelbakkerijen van Pytter Pytersse Grauda te Harlingen. Zij verbeelden kinderspelen en genrestukjes. In het Gemeentemuseum te Rotterdam zijn enige etsen van Nic. Berchem, welke kennelijk als sponsen gebruikt zijn. Dit verklaart de overeenkomst van sommige tegels met oudere prenten. In het Goois museum te Hilver sum 1) zijn enige tegels met Bijbelse voorstellingen, welke ontleend zijn aan gravuren. De doorgestoven houtskoolstipjes werden door de tegel schilder met de „trekker", de koeharen penseel, ver bonden tot lijnen en zo ontstond de tekening. De schil der bracht er verder de schaduw op en dan was de tegel gereed om weder in de oven te gaan. Het spreekt van zelf dat men op deze wijze wel keurige tegels verkreeg maar niet van hoge kunstwaarde. De cirkel, die van oudsher de vlakverdeling beheerste, werd min of meer madhinaal gemaakt. De tegel werd op een schijf gelegd, welke met de voet in beweging gebracht werd. Met een penseel met kleur werd de tegel aangeraakt, waardoor met snelheid een zuivere cirkel ontstond. Soms werden 2 of 3 lijnen binnen elkaar aan gebracht, ook wel in verschillende kleuren. Deze cirkel heet de „trek". De hoeveelheid tegels die voor de oven afgeleverd werd, werd vastgelegd op een tegel die mede in de oven ging en gebakken werd. Een fraai voorbeeld van zulk een tegel is in het Pijpenmuseum „de Moriaan" te Gouda. Dergelijke tegels zijn hoogst zeldzaam. Ze zullen na het uitladen van de oven weggeworpen zijn. D Mededeling van W. J. Rust, jaarverslag 1943. 33

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 34