werkende van boven, waar de klei bereid wordt en de „steentjes gevormd", daaronder waar de scholels ge vormd worden en beneden waar het beschilderen en bakken geschiedt. Er staat nog veel meer leerzaams op van kleedij, gereedschap, meubilair en de samenstelling van het huis. Zo staan bij de stoker de stok en de gaf fel om de takkebossen in de oven te werken. Zitbanken, tafels en stoelen zijn duidelijk afgebeeld. Op de voor grond is een vrouw in fraai ochtendtoilet. Boven houdt een heer toezicht, een rokje dragend benevens een poe derpruik. Om een begrip te verkrijgen van de productie zij ver meld dat een flinke oven, gevuld met uitsluitend tegels, 20 tot 30 duizend kon bevatten. De geleibakkerijen, via Antwerpen eerst naar Rotter dam gekomen, ontstonden geleidelijk in geheel West- Nederland, in Delft, Middelburg, Gouda, Haarlem, Amsterdam, Bolsward, Harlingen. Terwijl men vroeger dacht dat alle fraaie tegels en schotels uit Delft kwa men en deze daarom de algemene naam van Delfts aardewerk kregen, is door onderzoekingen gebleken dat dit allerminst het geval is. Zelfs hebben Nederlandse geleibakkers zich buiten de grenzen gevestigd. Hollandse plateelbakkers stichtten een bedrijf te Lambeth aan de Theems; door concur rentie met Engels bakwerk bestond de fabriek niet lang. Rotterdamse kooplieden stichtten bij Hanau bij Frank fort een tegelfabriek, waar de Rotterdamse Philip Corn.zn. Wilst de leiding had; ook deze fabriek heeft niet lang bestaan. Een belangrijk onderdeel, zo niet het belangrijkste is de beschildering. Dit bepaalt, naast de kleur, de kunst waarde. De eerste geleibakkers en tegelschilders die uit Ant werpen kwamen of daar in de leer geweest waren, schil derden hun tegels zelf, behoudens de cirkel, de trek. Reeds spoedig ziet men verschil tussen het midden- 31

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 32