D e tegelbakkerijen hadden ruimte nodig. Daarom la gen ze aan de buitenkant van de stad. De klei uit de naaste omgeving, vanouds gebruikt voor bakstenen, dak pannen en vloerbakken was niet voor de zoveel dunnere tegels geschikt. Daarom werd klei aangevoerd van elders. HOOFDSTUK IV WAARVAN EN HOE TEGELS GEMAAKT WORDEN Omdat dit geschiedde in schuiten, lagen de bakkerijen niet ver van het water, of wel waren daar alleen de droogvelden en vormloodsen, terwijl de bakkerijen in de stad waren, in de huizen. Over het maken van tegels is vrijwel geen andere litte ratuur dan een boekje van 1794, dus voor de tegels zeer laat. Dit is het boekje van Gerrit Paape: „De plateel bakker of Delftsch aardewerkmaker". Omdat de wijze van fabriceren een zaak van traditie geweest zal zijn, geeft dit geschrift niettemin goede inlichtingen. Hij ver haalt in prettige en eenvoudige taal de gehele fabrica ge. Tevens geeft hij opmerkingen over het sluiten van vele fabrieken door het verval van het ambacht, de slechte scholing van de jonge plateelbakkers die weinig belangstelling hadden voor bet mooie ambacht waarvan de schrijver verhaalt. Het mengsel van de „glei" waaruit de tegels gemaakt werden, was Doornikse of Brabantse aarde. Dat was dus klei van de rivieren, welke te water werd aangevoerd. De eerste geleibakkers te Antwerpen zullen er reeds mede gewerkt hebben. De klei werd van het schip gelost op de wal. In de hel lingen langs het water waren, gedeeltelijk ingegraven, grote houten bakken voor het wassen van de aarde. In de nabijheid woonde de „aardewasser". 22

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 25