1597), die bijna uitsluitend in Italië en voorname lijk te Perugia, Rome en Napels werkte en in dit land beroemdheid verwierf onder de naam Arrigo Fiamingo. Zijn neef, Crispijn van den Broecke (1524, f Antwerpen 1592) werkte vooral te Venetië. Een ander beroemd Mechels kunstenaar was Lodewijk Toeput (1550, f Treviso 1610), ook bekend onder de naam Lodovico Pozzoserrato. In Italië werkten eveneens de Mechelaars Joris Berinckx (1526, f 1570), en Cornelis Inghelrams (1527, f 1580). Jacob de Poindre, integendeel, trok naar het Noorden en overleed ten jare 1570 in Denemarken. Van zijn kant daarentegen was Pieter Stevens vanaf 1590 in dienst van Keizer Rudolf II, te Praag, waar hij in 1640 overleed. Zó groot was het aantal kunstschilders te Mechelen rond de jaren 1530, dat hun aantal dat van de bak kers hoe beschamend voor onze materialistische tijd! ver overtrof. Bestonden er alsdan, te Antwer pen alleen, negen honderd „winckels van doeckschil- ders", te Mechelen bedroeg dit aantal voorzeker bij de driehonderd. Bij de beroerten, in de Spaanse tijd, weken een groot deel van deze schilders uit om in Noord-Nederland de School van de Vlaamse Emigranten en in Duits land de Frankenthaler School te stichten. De meest representatieve figuren hiervan allen kunstenaars van faam zijn voor Holland: Hans Bol (1534— A'dam 1593); Philip Vinckboons 1545, f A'dam 1601) en diens zoon David (1576, f 1629)Als leider van de naar Duitsland uitgeweken kunstenaars kan worden aangezien, Gillis van Coninxloo. Onder de schilders van de Frankenthaler school kunnen als de meest bekende worden geciteerd: de gebroeders Lucas en Maarten van Valckenborch, beiden mis schien wel te Leuven geboren, doch wier familie 90

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 98