gedurende de 14de eeuw in onze gewesten de toon aangaf, en hoe schools hij door onze beeldhouwers werd nagebootst. Zoals blijkt uit de stadsrekeningen werd er op het einde van de 15de eeuw, voor het versieren van het pas voltooide Schepenhuis, zulks wellicht bij ontsten tenis aan een bekwaam Mechels kunstenaar, beroep gedaan op meester „Andries van Valencheyn", de be roemde André Beauneveu. Voor dat zelfde Schepen huis, maakt het Mechels archief evenwel ook mel ding van de beeldhouwer Jan van Lokeren en van Jan Keldermans alias van Mansdale. Verschillende leden van het geslacht van de Keldermansen traden trouwens, alhoewel eerst en vooral bouwmeesters, als beeldhouwers op. Mechelen was, zoals reeds hoger gezegd, een van de eerste receptie-centra van de renaissancestijl in onze gewesten. Deze nieuwe kunstrichting was er zeer spoedig ingevoerd geworden door de aldaar aan het Hof verblijvende vreemde kunstenaars zoals de Savo- yard Guyot de Beaugrant, de Duitser Conrad Meyt en de Fransman Mone. Een bewijs daarvan is het beroemde doksaal van de kerk van Maria im Capitol te Keulen, dat reeds in 1517—23 te Mechelen werd vervaardigd. Reeds vóór de gewelddadige uitroeiing van het Pro testantisme in de Zuidelijke Nederlanden weken ver schillende en van de beste onder de Mechelse kunstenaars uit. De meest vooraanstaande onder hen is voorzeker Alexander Colijns, die reeds in 1527 arbeidde aan de Otto Heinrichsbau, de monumen tale gevel van het slot te Heidelberg, die terecht als de parel van de Duits-Renaissance bouwkunst wordt aangezien. Colijns vestigde zich nadien te Innsbruck, waar hij medewerkte aan het beroemde praalgraf 85

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 93