lang- en centraalbouw die niet zeer gelukkig is uit
gevallen, noch onder technisch, noch onder esthe
tisch oogpunt, en zij heeft dan ook de faam van
haar ontwerper, als bouwmeester, geen goed gedaan.
Middenin van het kerkschip onderbrak deze de
langbouw door een brede rotonde waaronder zij
beuken werden doorgetrokken. Vooral van binnen
valt het gemis aan samenhang tussen de hoge koepel
ruimte, die „soo van wijde als van hoogde wel de
grootste is die van dese Nederlanden gevonden
wordt" zoals de bouwmeester zelf van zijn werk ge
tuigde, en het overige van het kerkinterieur, heel
erg op. Wegens de ongeschiktheid van de moerassige
bodem, vlak bij de Dijle, moest de bouwmeester
rekening houden met zeer zware grondvesten zodat
over gans haar bouw, deze kerk van een krypte of
onderkerk is voorzien. Wegens de hoge zware koepel
dreigde ook het gevaar dat de pilaren die hem moes
ten schragen door het ontzaglijk gewicht dat ze te
torsen hebben zouden worden weggedrukt. Ten
einde deze ramp te vermijden, werden deze pilaren
aaneen geankerd en versterkt door het aanbrengen
van bogen die Fayd'herbe, als uiterst vaardig beeld
houwer, met de borstbeelden van kerkvaders wist te
versieren of te „camoufleren". Onderaan in de
koepel bracht hij tevens twee reusachtige en zeer
merkwaardige verheven beeldhouwwerken aan van
4.50 m. hoogte op 7 m. breedte, rechts de geboorte
en links de kruisval van Christus voorstellend.
Deze kerk die erg samengedrukt lijkt, langs de voor
kant, dus langs de Hanswijkstraat, komt echter veel
beter tot haar recht langs de achterkant, dus langs
de Dijle, waar ze, met haar bijgebouwen, eertijds het
thans afgeschaft en gedeeltelijk afgebroken klooster
van de Dalscholieren, een mooi gezicht vormt op de
rivier en het daartegenover gelegen stadspark.
77