paradijs voor het waterwild dat er welig tierde.
Langs beide hunne oevers strekten zich dichte wou
den uit, bewoond door alle slag klein en grof wild:
herten, vossen, beren, wolven. Een overvloedige vis
vangst in de klare onbezoedelde rivierwateren, een
rijke jacht op water- en woudwild verschafte een
onbekommerd alhoewel eenzaam en primitief be
staan aan de weinig talrijke oeverbewoners. Deze
betrokken dan ook paalwoningen zowel om econo
mische als veiligheidsredenen, vlak bij de rivier. Deze
toch vormde de enige verkeersader doorheen het
woeste landschap.
Van die nederzetting in paalwoningen getuigen de
in de loop van het jaar 1904 gedane praehistorische
vondsten in de weiden van het Mechelse gehucht
Neckerspoel, vondsten die thans berusten in de
musea van het Jubelpark te Brussel.
Tot welke volksstam die eerste bewoners hebben be
hoord, is moeilijk vast te stellen en zulks valt ten
andere geheel buiten het bestek van deze korte blad
zijden. Hun levenswijze zal in ieder geval zeer een
voudig, hun materiële en sociale behoeften zullen
zeer primitief zijn geweest.
Bij de inval van de Romeinen behoorden deze be
woners van de Dijle-oevers zeer waarschijnlijk tot de
stam van de Nerviërs, wier gebied zich uitstrekte tot
aan de Schelde. De mannelijke bevolking van deze
paalwoningen zal dan ook waarschijnlijk deel heb
ben genomen aan de slag bij de Sabis, ten jare 57
vóór onze tijdrekening, tegen Caesar's legioenen en
zullen er, zoals bekend, grotendeels door de over
winnaars zijn uitgeroeid. Zó kwam, even zo goed als
dit van de andere volksstammen t)het Nervische
11
Volgens de gegevens van de moderne historische weten
schap zou deze slag, geleverd op de oevers van de rivier „Sabis",
niet zoals steeds is voorgehouden, de Belgische rivier „Samber"