lands Florence, met dit verschil, dat er in tegen
stelling met de Arno-stad waarvan de kunst en cul
tuur inheems en eigen goed was, deze van de Dijle-
stad als louter import dient aangezien en er, door
een vreemde vorstin uit het Zuiden ingevoerd, geen
geschikte bodem vond tot verdere ontwikkeling en
er dus niet gedijen kon.
Men kan zich dan ook afvragen welke de banden zijn
geweest waardoor deze uitheemse vorstin zich zó
nauw aan Mechelen, haar meest geliefde verblijf
plaats, voelde gehecht. Deze kwamen voorzeker niet
voort uit haar opvoeding en de trouwe herinnering
aan de jeugdjaren, die een gevoelig hart als het hare
steeds diep weten te raken. Want noch door haar
geboorte, noch door haar opvoeding, heeft ze ooit
zelfs maar voor het minste, met Mechelen te maken
gehad. Deze voorliefde kan ook moeilijk zijn ge
sproten uit een natuurlijke sympathie voor de
specifiek Vlaamse aard van Mechelen of voor de
taal en het karakter van haar inwoners. Margareta
toch is nooit een Nederlandse, of al ware het maar
Nederlands voelende vorstin geweest. Haar taal,
evenals deze van gans haar hofhouding, was uitslui
tend Frans, zodanig dat in haar parochiekerk de
vastensermoenen regelmatig, in deze, voor het over
grote deel van de bevolking, vreemde taal werden
gepredikt. Wat haar dan zó innig en zó stevig aan
Mechelen bond, zullen wel grotendeels louter poli
tieke beweegredenen zijn geweest. Deze stad toch was
steeds sociaal vrij rustig en politiek betrouwbaar, zij
genoot tevens van een centrale ligging in de Neder
landen, daarenboven voerde er de Grote Raad, met
zijn juridisch wetenschappelijk en moreel gezag, het
hoge woord. Bij de raadsheren, allen uitstekende
rechtsgeleerden, en als romanisten doorgaans de mo
narchie zeer sterk toegedaan, zal de vorstin steeds
68