HOOFDSTUK III Werd in de voorgaande bladzijden bondig de betekenis geschetst van het Mechelen van de oudste tijden en van de middeleeuwen, thans valt er, in dit hoofdstuk, een beeld op te hangen van de gróte, ja, uitzonderlijke betekenis die deze stad ver wierf, zó onder de Bourgondische hertogen als onder de Habsburgers, en later ook onder het Spaanse regime. Door de gunsten, op zeer kwistige wijze haar verleend, kwam deze stad tot een zeer vooraan staande en benijdenswaardige positie, onder al de steden in de Nederlanden, waarvan ze de feitelijke hoofdstad werd, zulks op drievoudig gebied: a. juridisch, door de oprichting, ten jare 1473, door Karei de Stoute, van het Parlement later de Grote Raad of het Opperste Gerechtshof; b. administratief-politiek, door het verblijf binnen haar muren van de landvoogdes Magareta van Oostenrijk; c. kerkelijk, als zetel van een aartsbisdom, in 1559 opgericht, en dat weldra het primaatschap zou verwerven over alle Nederlandse bisdommen. In deze periode evenwel beleefde Mechelen, niet haar hoogste economische bloeiperiode en verheugde ze zich niet in haar grootste macht en welvaart. Het staat immers buiten kijf dat ze alsdan niet meer die grote economische bedrijvigheid bezat die ze in de 13de en de 14de eeuwen had gekend. Ze verheugde zich evenwel nog steeds in die uitwendige schitter glans die een hoofdstad steeds eigen is en die, naar buiten uitstraalt over gans het land. 63 DE OUDE HOOFDSTAD VAN DE NEDERLANDEN

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 65