lige Geestkerk op Nekkerspoel, de Sint-Niklaaskerk
op Nieuwendijk, beide laatste, in 1578, met de
grond gelijk gemaakt. Eveneens uit deze tijd, die
te Mechelen er een moet geweest zijn van echte
bouwwoede, dagtekent het passanten- of pelgrims
gasthuis in de Keizerstraat, waarvan de gebouwen
tot administratief-militaire diensten worden gebruikt
en de kapel tot evangelische tempel.
Uit dezelfde periode stamden ook de kapel van het
oude gasthuis in de O. L. Vrouwstraat, met haar
typische schikking van kapel-ziekenzaal, wat in de
oude tijd meer voorkwam: dus het schip van de
kapel tot ziekenzaal ingericht, wijl, door een hek
daarvan afgescheiden, het smaller koor tot eigenlijke
kapel diende.
Bij de opsomming van de bouwwerken uit die tijd
kunnen we, volledigheidshalve, nog aanstippen de
Heilige Geestkapel, tegenover de hoofdingang van
de Sint Romboutskerk, waar de tafel van de Heilige
Geest, of het bestuur van de armenzorg dezer
parochie was ingericht; ook nog de Sinte Annakapel
op de Haverwerf, ten dienste van buildragers en
schippers, kapel die onlangs, op onverhoopte wijze,
van een zeer dreigend slopingsgevaar werd gered.
Mechelen bezat ook, buiten haar vele kerken en
kapellen, talrijke kloosters, waaronder: de thans ver
dwenen „Kommanderij" van Pitzemburg, in 1228
gebouwd door de ridders van de Duitse Orde van
O. L. Vrouw van Jeruzalem. Deze kommanderij hing
af van het moederhuis van Coblenz, maar zij had,
op haar beurt, deze van Antwerpen, in de „Ouden
burg" aldaar, gesticht. De stallingen van dit „kloos
ter" zijn gespaard gebleven en dienen thans tot
58