Biesten; en de oude, thans afgebroken, Sint Pieters
kerk.
Als in een schrijn lagen deze bedehuizen, juwelen
van bouwkunst, midden in het groen en de blader
tooi van de bomen van hun kerkhoven. Alle drie
moeten ze een indrukwekkend en schilderachtig
beeld hebben gevormd in de middeleeuwse stad met
haar typische kronkelende straten, met rij aan rij, de
mooie golving van haar houten vaak gebeeldhouwde
puntgevels.
Omtrent het ontstaan en de beginperiode van deze
drie parochiekerken is echter weinig bekend. Alhoe
wel ongetwijfeld oud, is het echter verkeerd ze tot
een te hoge ouderdom te doen opklimmen. Ze zijn
immers niet, zoals sommigen voortiouden, ontstaan
uit een dominiale kapel met daarrond een bevolking
van laten en lijfeigenen. Neen, de eerste oorsprong
van hun ontstaan is wellicht te vinden in de diepe
godsdienstzin van een nijvere werkersbevolking, op
het grondgebied van de Berthouten, de wereldlijke
bodemheren van dat gebied, over de Dijle gelegen,
vlak over de oude oorspronkelijke stadskern, toe
behorend aan de Luikse bisschoppen, en waar een
tweede stad, een tweede Mechelen, was gegroeid.
De Sinte Kathelynekerk lijkt, met haar toren op de
viering en haar nogal gedrukt voorkomen, op een
plattelandsbedehuis. Ze behoort tot het in Oost-
Vlaanderen en West-Brabant gebruikelijke kerktype.
In 1336 begonnen, was ze in 1443 reeds grotendeels
opgetrokken. Ze werd evenwel geheel voltooid met
behulp van de rijke offergiften van de honderddui
zenden bedevaarders, ter gelegenheid van de
grote jubileumaflaat, te Mechelen verleend in 1451,
door Paus Nicolaas V, wiens wapenschild in de voor
gevel prijkt.
Deze kerk was het die het meest had te lijden, ten
55