heten „camerae", éénkamerwoningen met een zol
der, en over 't algemeen in zijstraatjes of langs bin-
nenhofjes gelegen (te Mechelen de vroeger zó tal
rijke en beruchte „forten") ofwel stonden ze
samengedromd tegen de stadswallen, zoals dat nog
thans op het uiteinde van de „Stompaertshoek", in
het Gulde Bodemstraatje en op Zwartzusterberg
zichtbaar is, in elk geval zó ver mogelijk verwijderd
van het stadscentrum, waar alleen de rijken woonden.
Te Mechelen zijn nog enkele van die „camerae"
overgebleven, namelijk het huis nr 22 van de „Leeg
heid", andere ook nog in menige zijstraat. Van de
oude „stenen" bestaan er nog slechts twee en dan
nog zeer verminkte overblijfsels, het ene in een
achtergebouw van de Lange Schipstraat, zeer goed
zichtbaar vanaf de Zoutwerf, het andere in de achter-
bouw van de middelbare meisjesschool in de Begijne
straat.
De grote belangstelling van de stedelijke Magistraat
ging op bouwkundig terrein, bij de uitzonderlijke
economische opbloei van de stad, gepaard aan, of
wel ten gevolge van de verworven politieke vrij
making ten overstaan van haar voogden of Heren,
natuurlijkerwijze, naar de openbare gebouwen, sym
bolen van de gemeentelijke macht en vrijheid.
Vier merkwaardige gotische bouwwerken dienen dan
te Mechelen, vooral te worden aangestipt, alle vier
meer speciaal als burgerlijke constructies aan te zien,
thans nog in zeer goede staat van bewaring en tevens
in hun oorspronkelijke bestemming tot ons gekomen,
zodat er ieder rechtgeaard Mechelaar begrijpelijker
wijze trots op gaat.
Vermelden we vooreerst de oude eerbiedwaardige
Hoogbrug over de Dijle, die langs de „Steenweg" de
twee oude stadskernen heeft verbonden en die sedert
haar bouw talloze geslachten Mechelaars over de
43