centra haar eigen kerk of kapel. Door de steeds toe
nemende aangroei van de bevolking sloten die twee
kernen aaneen met het marktplein als centrum.
Toen Mechelen in de tweede helft van de 13de eeuw
haar tweede en definitieve omwalling verkreeg, ont
stonden op haar omheind grondgebied vijf parochie
kerken, en buiten de stadsmuren nog een zesde, be
halve een zeer belangrijk en zeer bevolkt begijnhof.
Dit alles wijst natuurlijk op een tamelijk grote bevol
king. Vaststellen hoe groot deze echter was is zeer
moeilijk, ja onmogelijk, al beperkte men zich dan ook
deze slechts „grosso modo" te berekenen, zulks in
tegenstelling met deze van andere Zuid-Nederlandse
steden zoals Gent, waarvan de bevolkingsdichtheid
kon worden nagegaan door historici als Hans van
Werveke, hoogleraar aan de Geschiedkundige Facul
teit van deze stad. De Gentse bevolking zou in de
loop van de 14e eeuw hebben bedragen, bij een be
rekening op grond van het aantal weerbare mannen
die, in het midden van deze eeuw, door de ambach
ten konden worden op de been gebracht, nagenoeg
56.000 mensen, wanneer deze van Brugge in 1340,
35000; deze van leper in het begin van de 15de
eeuw, 11.000; deze van Leuven in 1435, 30.808 in
woners zou hebben bedragen. Voor een latere
periode, dat is, voor de 17de en de 18de eeuw, zou
men weliswaar een tamelijk juiste berekening kun
nen maken, ook voor Mechelen, zich steunend op de
parochieregisters, die bij verordening van het be
roemde Concilie van Trente (1545—1563) door
ieder pastoor moesten worden aangelegd, dit om een
godsdienstige reden en wel om onder het snel op
komend protestantisme het katholiek element in
hunne parochie te kunnen controleren. Deze te
Mechelen zeer goed bijgehouden en zeer goed be
waarde registers, hebben bij gebrek aan een ernstige
40