strenge wetten van de heraldiek, aldus vastgesteld en beschreven: van goud, met drie staken van keel, op de middelste staak een schildje van goud, beladen met een zwarte adelaar, getongd, gebekt en geklauwd van keel, gehelmd met daarboven de grafelijke kroon, en met de leuze: „In Fide Constans". Dus werd, spijtig genoeg, met de aloude Nederlandse leuze geen rekening gehouden en werd de Latijnse vertaling als officieel erkend. 5. De Bevolking Uit geschiedkundige en wetenschappelijke documen ten kan hoegenaamd niet worden uitgemaakt hoe groot de Mechelse bevolking was in de Romeinse tijden en nog minder, natuurlijk, in het tijdperk dat die bezetting voorafging. Ze bedroeg misschien, zoals reeds werd gezegd, slechts een paar honderd mensen. Dit aantal zal dan stilaan zijn aangegroeid na de inval van de Franken. Bij de aankomst van de heilige Rumoldus, die rond het jaar 750 kan worden gesitueerd vermits deze geloofsprediker hier rond 775 de marteldood stierf, moet Mechelen toch een tamelijk bevolkte plaats zijn geweest, natuurlijk alle verhoudingen in acht genomen. In ieder geval moet de omgeving toch genoeg bevolkt zijn geweest, en van genoeg belang, om er een abdij te stichten die de mogelijkheid had zich te ontwikkelen en haar kloosterbevolking te recruteren. Na de verwoesting van deze abdij en hoogst waar schijnlijk van de stadskern zelf, breidde zich, in de loop van vele jaren, de bevolking van lieverlede uit, zodanig dat, zoals reeds uiteengezet, er een tweede stadskern ontstond die met de eerste verbonden werd door een besteende straat, de huidige „Steenweg". Waarschijnlijk had alsdan elk dezer twee stedelijke 39

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 39