hieraan een verdere bespreking, die ons trouwens
te ver leiden zou, dient gewijd.
Het was in 1490 dat de stad, als beloning voor al de
bewezen diensten aan de Bourgondische hertogen
en als erkenning van haar onverbreekbare trouw
aan hun politiek, ook aan deze van Maria en haar
echtgenoot Maximiliaan van Oostenrijk, van diens
vader, Keizer Frederik III, bij open brieven gedag
tekend op 10 Januari, te Linz, een diploma ontving
waarbij de heerlijkheid Mechelen tot graafschap
werd verheven met het recht de zwarte adelaar van
de Roomse koningen te voeren, meteen ook de grafe
lijke kroon en de leuze: „In Trouwen Vast", wat
later door de humanisten en de renaissancemensen
werd gelatiniseerd in „In Fide Constans". Dat de
stad in haar wapen in plaats van de keizerlijke Habs-
burgse tweekoppige adelaar (biceps) te voeren,
daarin slechts een eenkoppige vertoont spruit voort
uit het feit dat Maximiliaan wel Rooms koning was
maar nooit tot keizer van het Heilig Rijk te Rome
werd gekroond.
De Magistraat liet dan ook kort na 10 Januari 1490
door de Mechelse zilversmid Zacharias van Steyne-
molen twee zegels maken, het ene bestemd voor het
Grootzegel, het andere voor dat van de Renten. Het
Grootzegel droeg als randschrift in het Latijn:
SIGILLUM MAGNUM COMITATIS ET OPIDI
MACHLINIENSIS, en het was van dan af dat de
bisschoppelijke kromstaf uit het stadszegel verdween.
Na enkele wijzigingen aan het stadswapen gebracht
door Napoleon, bij decreet van 17 Mei 1809 en ook
later onder het Hollandse regime, op 6 October 1819,
door de Hoge Raad van Adel, werd ten slotte na de
oprichting van de Belgische Staat, door Leopold I,
bij Besluit van 6 Februari 1837, het stadswapen,
evenwel op een wijze die niet geheel strookt met de
38