De ruimte immers, die deze stadskern besloeg, was verdedigd, zoals trouwens elke vroeg-middeleeuwse nederzetting, door brede grachten met daar achter een aarden wal, bewassen met kreupelhout en ver sterkt met een afgepunte palissade van boomstam men. Deze versterking zal wel, in hoofdzaak, deze zijn geweest uit de romeinse of post-romeinse tijd en al de karaktertrekken hebben vertoond van de versterkte kampen uit die tijd, zoals we die kennen uit o.m. C. Julius Caesar's „de Bello Gallico" He boek 5 tot 15. Hier geeft deze veldheer enkele aan duidingen over het kamp (castrum) dat hij, na de onderwerping van de Remi, bij de rivier Axona (Aisne) in N. Frankrijk, deed oprichten. De volledige hoogte van deze versterking bedroeg 6 meter i) Van over de Dijle, langs haar lage rechteroever, dreigde weinig gevaar. Wellicht was gans dat gebied overstroomd, vol moerassen, de droge delen over woekerd door ondoordringbare bossen en kreupel hout. Tot dit versterkt wooncentrum gaven drie poorten toegang. Van welke aard deze waren kan evenwel niet uitgemaakt worden, daar er niets, zelfs geen tekening, van is overgebleven. Evenwel uit de gege vens van de oudste Mcchelse oorkonden kan men 34 l) Ziehier de tekst van Caesar: „in eo flumine pons erat. Ibi proesidium ponitcastra in altitudinem pedum XII valbo fossaque XVIII pedum munire jubet". De hoogte (altitudo) van dit kamp bedroeg 12 voet (pes), deze berekend aan 30 centimeter, bedraagt dit 3.60 meter. De versterking bestond uit een aarden wal (agger) van 2.40 m. hoog (acht voet) met daarboven een palissade van afgezaagde en gepunte boomstammen 1.20 m. hoog (vier voet). De grach ten waren 5 m. breed (achttien voet) en 2.40 m. diep. (Zó diep als de hoogte van het „agger". In totaal bedroeg het ver dedigingswerk dus 6 m.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 34