door hen opzettelijk gewild, ook het vormen van nauw-ingesloten pleinen midden in deze doolhof van de daarrond in wirwar liggende straten en steegjes. Dat deze doorgaans zeer nauw waren en als in een dicht netwerk dooreen gestrengeld, lag, in de eng toegemeten ruimte van de in haar wallen, veilig omsloten middeleeuwse steden. Wegens de immer toenemende bevolking mocht er immers niet veel van de beschikbare ruimte verloren gaan. Voor de kronkellijn van de straten dient ten andere eveneens een reden gezocht in de oude bodemtoe standen alsook in de verbrokkeling van de bouw terreinen, even zó goed als in de willekeur en de baatzucht van de aanpalende eigenaars. Wellicht ook had het ontstaan van die talloze steegjes, gangetjes, binnenpleintjes en koertjes een sociale oorzaak. Om het voordeel dat de steden boden op gebied van veiligheid en welvaart zagen ze zich genoodzaakt een talrijke werkersbevolking, toestromende van uit het meer achterlijke en on veilige platteland, op te nemen en te herbergen. Deze proletarische arbeidersmassa werd dan, door de gegoede poorters, uit de hoofdstraten geweerd en verbannen naar de achterbuurten, zoals dit onder meer duidelijk blijkt uit de loop van de bevolkings- aangroei van Haarlem. In het deeltje van de Heem- schutserie, Nr. 13, aan deze stad gewijd, zegt de schrijfster J. M. Sterck-Proot op bl. 35: „De Haar lemmers hebben, tot in de 19de eeuw, een bijzon dere gehechtheid getoond aan het wonen bij het stadscentrum. Trouwens in alle steden die om een centraal punt ontstaan zijn, neemt, tot in de 19de eeuw, de welstandsgraad der bewoners af naarmate zij van het stadsmidden verwijderd zijn". Deze toe stand zal zich wel in al onze steden hebben voorge daan en volgens Dr Kan. J. Laenen, in zijn boek: 28

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 26