wrange pijn en wanhoop om ik weet niet welk ver
loren geluk Mechelen is een Novemberavond vol
wolken en regen en klokgelui. Mechelen heeft Scho-
penhauer gelezen Mechelen is triestig, doortries-
tig". Maar aanstonds voegt de auteur er aan toe:
„Ik hou van Mechelen om haar toren, haar juwee-
lige huizen, om haar Dijle, om haar mooie boutjes
kant, om haar verzorgde meubelen omhaar
bloemkoolen en aspergesHaar toren, het is geen
toren Hij fonteint niet op, dwars door de wolken
den hemel in, lijk die van Antwerpen, hij hangt den
dandy of nieuwen rijke niet uit, lijk die van Brus
sel, hij schreit niet lijk die van Brugge, maar hij
staat daar, lijk een rots, uit graniet gehouwen. Hij
staat daar, onroerbaar, onwrikbaar, groot en zwaar.
Hij zegt: „Wees man!"
Het fijne boekje van de Mechelse auteur Korneel
Goossens, getiteld: „Mechelen, het Paradijs aan de
Dele" is een vaak dithyrambische hymne aan de
schoonheid van deze stad. De schrijver zegt terecht:
„Het is waar, over heel de stad is een droef waas
van vergane grootheid. Zij is niet meer de hoofdstad
van de Nederlanden en er worden geen keizers meer
opgevoed. Maar terwijl sommige plaatsen over de
vervlogen tijden zichtbaar zijn blijven treuren, heb
ben andere zich gevoegd naar een nederiger bestaan,
waardoor zij een nieuw en eigen leven begonnen
rond de gedenkteekens van glansrijker dagen".
Maar dit alles is slechtsliteratuur. In ieder
geval is echter Mechelen thans ook nog een mooie
stad en het bezoek van toeristen en kunstliefhebbers
overwaard.
112