reeds van in de tijd van de Romeinen enkele Chris
tenen waren, het overgroot deel van de bewoners
heidens zijn gebleven en dit ook later, niettegen
staande de bekering van Clovis en de drie duizend
Franken door de heilige Remigius, in 496, te Reims
gedoopt en in de Kerk opgenomen. Onze noordelijke
streken bleven om zo te zeggen honderden jaren on
gerept van alle christelijke invloed en vormden dan
ook een echt missiegebied voor de latere geloofs-
predikers, die omstreeks het jaar 630k onder de Mero-
vingische Koning Dagobert, stelselmatig een aanvang
maakten met het kerstenen van onze gewesten. Al
hoewel de h. Amandus o.m. de Mechelse omgeving
reeds op zijn prediktochten had bezocht, moest niet
temin de komst worden afgewacht, rond het jaar 750,
van de heilige Rumoldus, om er het Christendom
vaste voet te doen krijgen. De heilige man bouwde
ter plaatse „Olmenbroek" op het huidige gehucht
Galgenberg, een dubbelklooster dus een voor man
nen en vrouwen zoals dat steeds te dien tijde, naar
de regel van de heilige Columbanus, de gewoonte
was. Rond 775 werd Rumoldus vermoord. Later, in
de 9de eeuw, werd de abdij door de Noormannen
verwoest, samen wellicht met de Mechelse stadskern.
Deze werd echter heropgebouwd en kreeg langzamer
hand een grotere uitbreiding ook in het moerassig
gebied over de rechter rivieroever, zodat er twee
stadsdelen, twee Mechelen's ontstonden, langs weers
kanten van de Dijle, in het begin met een „voorde"
een doorwaadbare plaats, later met een brug ver
bonden. Vandaar dan ook de meervoudsvormen van
het Latijnse Mechliniae, van het Franse „Malines",
en van het Dietse „Mechelen", dat evenzo goed als
Antwerpen, een meervoudsvorm is.
Voor de eerste maal in de geschreven geschiedenis
komt de stadsbenaming voor als Malinas ad Deme-
15