tot in het diepste van 'haar wezen zijn doorge
drongen.
Hélène Swarth, Hollands grote dichteres, die in
haar jeugd en jonge meisjesjaren, lang te Mechelen
verbleef, heeft in grote mate de ziel van de oude stad
begrepen wanneer zij over haar dichtte rond 1890 en
dus dit „beeld" van de stad met die „zwart om
huifde" vrouwen dof gelaten, heel erg verouderd lijkt.
MECHELEN
Uit vale velden rijst de grijze stad.
Eerwaarde stad van kerken en prelaten,
Vervallen stad van lang verlaten straten
En ouden bruin-verweerden huizenschat.
Kazerne en klooster, priesters en soldaten
De vesten langs, die houden 't stadje omvat,
Stroomlooze vaart, en landschap boomloos plat,
En zwart-omhuifde vrouwen, dof gelaten.
Felix Timmermans, de Lierse „olijkerd", schreef in
zijn boek „Naar waar de appelcienen groeien", over
de Mechelse Grote Markt en haar Sint-Rombouts-
toren: „Een Engelschman, die de gansche wereld was
rondgereisd, zei me: „Het schoonste punt der aarde
is de Groote Markt te Mechelen, als de schemering
gulden achter den subliemen titan staat".
Het is niet steeds gemakkelijk bij Timmermans spot
en humor van ernst te onderscheiden. Want onmid
dellijk achter deze woorden volgt de dubbelzinnige
bedenking van de schrijver zelf: „Het moet triestig
zijn dat ge daar eerst heel de wereld moet voor rond
reizen om dit te vinden."
Robert van Passen, op zijn beurt, getuigt over
Mechelen in zijn boek: „Het Gelaat der Vlaamsche
Steden": Ge komt er van terug met een gevoel van
111