HOOFDSTUK VII Het Mechels landschap, voorzeker, is niet mooi, en voor de toerist biedt het op gebied van natuurschoon heel weinig aantrekkelijks aan: een platte zandachtige streek door de noeste vlijt van haar landbouwers tot een uiterst vruchtbaar moes- en tuinland herschapen. Het is misschien wel juist omwille van deze ontsten tenis aan natuurschoon dat het oude Mechelen, als stad, door haar mooi voorkomen, steeds zozeer haar vreemde bezoekers heeft bekoord, want zonder twijfel is deze steeds geweest en is ze thans nog een schone stad. Daarover waren de oude reizigers het steeds roerend eens, zelfs in die mate dat ze door gaans geen woorden genoeg vonden om haar schoon heid te vertolken en haar lof te bezingen. Inzake stedenbouw streefden onze voorouders vooral naar uitwendige versiering en gevoelden ze een zwak voor torentjes, trapgevels, blazoenen, windwijzers, uithangborden, erkers en balkoenen, en wat al meer van dien aard dat aan huizen, straten en pleinen een schilderachtig uitzicht weet te geven. Van buiten de vestingen gezien vertoonde dan ook elke belangrijke middeleeuwse stad, uitstekend boven de haar eng omsluitende kring van haar wallen, een woud van torenspitsen en geveltoppen. Het oude Mechelen, met haar zeven grote en vijf 100 MECHELEN DE „HEERLIJKE" Pulchra Malina placet, Opulenta Antwerpa triumphat, Bruxella Augusta est, Lovaniumque sapit. Gramaye: in Antiquitates Illustris- simi Ducatum Branbantiae.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 108