tegenstaande de kaartsnijders er zeer vroeg en vóór
Antwerpen, een zekere vermaardheid verwierven,
zoals: Franciscus Monachus (1528), Peter Draeckx,
die werkte voor Plantijn, Bernard van de Putte
(Puteanus) en Christiaan Sgroots.
Als oude calligrafen, boekverluchters, boekdrukkers
en -binders kunnen met ere worden vermeld de
copiïsten uit het klooster van Thabor, in 1457 door
Jan Pupper uit Gogh in Rijnland gesticht, waai-
onder de „susteren Hermans"; en ook de nonnen
uit het klooster „Blijdenberg". Heel weinig Mechelse
gebedenboeken of andere handschriften zijn echter
uit die kloosters bewaard gebleven. Verder kunnen
worden vernoemd: Adriana Reymers, Antoon
Gorys, Marten Bourgeois, en ten slotte de muziek-
schrijver Peeter Alamire, die heel waarschijnlijk de
noten calligrafeerde van het prachtig Antiphona-
rium van Margareta van Oostenrijk, op het Mechels
archief bewaard. Van de beroemde „librairie", de
rijke boekenschat van deze vorstin, wordt te Meche-
len zelf, slechts dit enkel boek bewaard, maar het is
er dan ook een van uitzonderlijke schoonheid. Dit
juweel op bibliotheekkundig gebied, werd, in 1511,
aan de prinses geschonken door haar vader Keizer
Maximiliaan, uit dankbaarheid voor de goede zor
gen door haar gewijd aan de opvoeding van de jonge
kinderen van haar broeder Philip de Schone.
De boekdrukkunst was in de Dijlestad steeds van
weinig betekenis, zodat er zelfs geen enkel drukker
verbleef vóór het jaar 1581 wanneer toch overal
elders om zo te zeggen, deze „nieuwe" kunst reeds
was ingevoerd, wat zeer vreemd voorkomt voor een
stad als Mechelen, de verblijfplaats van de landvoog
des, de zetel van de Grote Raad en van de Metro-
politane Kerk, en waarvan de grote invloed gans
het grondgebied der Nederlanden bestreek.
95