hoewel ze graag naar het Zuiden reisden hadden de Italiaanse invloeden weinig pak op hen. Vrije gees ten als ze waren wat trouwens kunstenaars door gaans zijn waren ze ook te vinden voor de nieuwe godsdienstleer en werden ze er vrij spoedig warme voorstanders van. Ze namen het dan ook voor hun volk op tegen de Spaanse overheerser en zij aarzel den niet liever uit te wijken dan zich met geest en geweten aan hem te onderwerpen. Ze trokken dan ook naar den vreemde, naar het Noor den: Holland, Denemarken, Zweden en naar Oost- Duitsland. In die landen waren ze de bezielers, de promotors van een nieuw en rijk opbloeiend kunst leven. Ongetwijfeld bracht zulks op artistiek gebied een grote verarming mede voor het Zuiden, en meer speciaal voor Mechelen is die uitwijking rampspoe dig geweest. Waren deze kunstenaars in hun ge boortestad gebleven ze zou voorzeker op artistiek ge bied voor weinig andere ter wereld hebben moeten onderdoen, ze mogen dan ook de zó klinkende namen dragen van: Amsterdam, Antwerpen, Brugge, Haarlem, om enkel deze kunstcentra van onze eigen Nederlanden te noemen. 4. De overige Kunsten en Kunstambachten Alhoewel voor de etskunst wel enkele namen van Mechelse kunstenaars kunnen worden vermeld zó, onder meer: Michiel Coxie, Nicolaas Hogenberg, Frans Crabbe, Pieter van der Borcht, Hans Bol, Cris- pijn van den Broeck, David Vinckboons, dit voor de oudere tijden; rond 1800, de leden van de familie De Noter, J. Hunin, en later nog Louis Tuerlinckx, Willem Geets en Rik Wauters, bereikte evenwel deze kunstuiting te Mechelen nooit een hoge bloei en zij was er dus nooit van uitzonderlijke betekenis niet- 94

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 102