de bevolking uitmaakten, pogingen aanwendden bij de
prins van Oranje om hun kerk terug te krijgen. Deze
was hiertoe niet ongenegen, doch de Staten Generaal
hielden een beslissing tegen. Aangezien voor de vele
soldaten, welke binnen de stad werden gebracht, géén
behoorlijk onderdak te verkrijgen was, werden deze in
de Sinte Geertruikerk „gekazerneerd".
Volgens latere kerkrekeningen hebben deze daarin ge
weldig huisgehouden: ze trokken het lood van het dak
en verkochten dit ten eigen bate; uit het nieuwe deel
der kerk, die nooit geheel voltooid was, werden balken
gebroken en opgestookt, ja ze drongen in de grafkelders
met name die der markiezen en roofden er alles wat
maar enige waarde had. Ook werd door hen het orgel
geruïneerd. Een en ander verwekte natuurlijk grote
verontwaardiging bij de burgers, maar wat er aan te
doen? Langzamerhand kwam er echter, dank zij de
Engelse gouverneurs, wat meer orde. Wanneer nu uit de
kerkrekeningen over 1587 blijkt, dat men de Kerk gaat
schoonmaken en tevens voorzieningen treft, dat niet
meer in het graf der Markiezen kan worden binnenge
drongen, de schaliedekker en de loodgieter aan het werk
tijgen om de lekkende daken te herstellen, banken wor
den geplaatst, dan kan men daaruit veilig de conclusie
trekken, dat de Hervormden in 1587 de grote kerk voor
hun godsdienstoefeningen zijn gaan gebruiken. Dit
vindt ook een goede bevestiging in het volgende: Oor
spronkelijk hielden zij hun godsdienstoefeningen in de
St Martenskapel in de Wouwsestraat (thans tuin van het
z.g. Hospitaal). Toen er zoveel Engelse soldaten binnen
de muren gelegerd werden, wensten deze, die de Angli
caanse godsdienst beleden, een eigen kerk. Zij kregen
daarvoor 15 December 1587 de bovengenoemde St
Martenskapel. De Bergse Hervormden moesten dus al
110