winnen en zodoende met de Waag en de 3-Haringen
in de nabijheid een fraaie trits zou vormen. Verder
heeft het perceel Sandrasteeg 5, in de achterzijbouw,
een middeleeuwse topgevel met spitsboogfragmenten
van tufsteen.
Dit is dan, behalve het reeds bij de kerkelijke gebouwen
en hiervoor bij het Landshuis vermelde, vrijwel alles
wat er aan gothiek hier nog overbleef, waarbij dan nog
komen enkele merkwaardige stukken op dit gebied, die
het museum De Waag bezit. In de eerste plaats een
reeks van acht vijftiende eeuwse karbelen, afkomstig
van een reeds in 1486 voorkomend, doch in 1884 afge
broken huis tegen de Grote Kerk. Op een tekening uit
het begin der negentiende eeuw, voorstellende het
stadswijnhuis, komen twee toen nog bestaande gothische
huizen voor, het voorste met de karbelen, welke thans
in het museum berusten. Ze stellen vier mannen- en vier
vrouwenfiguren voor in de middeleeuwse klederdracht
en zijn op omstreeks 1460 te dateren, afb. 23, 29.
Dan heeft het museum nog drie zeldzame gothische
dakpannen uit het midden der vijftiende eeuw, die op
de nok respectievelijk een rat, een meelzak en een rat
dragen. Ze zijn afkomstig van een in de vorige eeuw
afgebroken huis op de Brink, dat in 1598 vermeld wordt,
als nu dat Roode Meir geheeten", waarvan een ge
deelte der gevelsteen, voorstellende Mozes de Joden
door de Roode Zee voerend, ook nog in het museum
aanwezig is. Voordien droeg dit huis evenwel de naam
van Rottenhuis en daaraan is een legende verbonden,
die berijmd werd door baron Sloet tot Oldhuis in zijn
„Herfstdraden".
Ter kwader ure was er in het middeleeuwse Deventer
een voedselschaarste en hongersnood uitgebroken, die
steeds zorgelijker en nijpender werd. Eén man was er
64