geschiedde niet door Deventer muntmeesters brengt
ons naar een plekje niet ver van de Waag, waar in de
zeventiende eeuw munt werd geslagen, afb. 20.
Wel behoort dit, strikt genomen, niet tot de openbare
gebouwen, maar een semi-officieel karakter bad het
„Muntofficine" toch wel in zoverre, dat de munt
meesters door de stad werden aangesteld, maar dan
verder zelf voor een geschikte muntplaats hadden te
zorgen. Aan deze Muntenplaats, waarheen een gangetje
in de Rijkmanstraat voerde naar een middeleeuws
aandoend pleintje, met zijn karakteristieke Munten-
torentje, zijn zestiende eeuws Muntgebouw en overlig
gende kleine woning, het huisje van de weduwe
genaamd, werd o.a. gedurende de jaren 16371643 de
landschaps (provinciale) munt van Overijssel en van
16851708 de stedelijke munt van Deventer geslagen.
Maar ook over dit schilderachtige plekje raasde het
woedend krijgsgeweld van deze tijd en vaagde veel weg,
een schijnbaar hopeloze bouwval achterlatend. Men zou
daarom kunnen vragen, waarom dan deze schoonheid,
die tot historie werd, toch beschreven? En het antwoord
kan luidenomdat ook hier nieuw leven zal bloeien uit
de ruïnen, omdat het voormalige Muntentorencomplex
herbouwd zal worden met het doel een waardige be
stemming te krijgen: een cultureel middelpunt, het oude
Deventer waardig; omdat ook hier, evenals elders in
de op zoveel plaatsen deerlijk gehavende stad, het
motto zal gelden dat het vroegere Athenaeum als kost
bare kernspreuk heeft nagelaten:
Renovabitur
61