zonder schoorstenen, maar spreekt nog duidelijker als
men uit de Lange Bisschopstraat komend, de decora
tieve werking ervan ziet, als afsluiting, boven de Pol
straat.
In dit gebouw dan stonden schepenen en raden op de
bres voor de moeizaam en duur verworven vrij
heden en privilegiën, en verdedigden die, zelfs tegen
vorsten en bisschoppen. Hier gingen de vroede vaderen
op om te beraadslagen over het welzijn van hun stad.
Want hun stad was hun eer, haar macht hun trots, haar
welvaart hun streven. Dit bleef zo, de eeuwen door, wat
er ook wisselde aan tijden, personen en kledij.
Zie het schilderij van Gerard Terborch in de tegen
woordige raadzaal van de Deventer magistraat van
1667. De twaalf schepenen en vier raden, met de vier
stadssecretarissen, zitten daar, ernstig en waardig in
hun lange, zwarte mantels, met witte kragen, waarover
het haar golft onder hun zwarte hoeden, boven hun wat
stroeve gezichten, gereed om de stedelijke belangen
deugdelijk en ernstlijk te overwegen en voor te staan.
Zij kijken in de raadzaal, die sedert hun dagen menige
verandering heeft ondergaan, maar toch nog een onmis
kenbaar cachet behouden. Ze zien voor hun ogen twee
hunner eigen deugden in de zeventiende eeuwse beelden
van Justitia en Prudentia tegen de overigens grotendeels
achttiende eeuwse, met veel symbolisch lofwerk ver
sierde achterwand met het vermanend woord: Audi et
alteram partem; de klok uit 1731 van de Deventer
„orlogimaker" Joost van Houten, waarvan de wijzer
plaat omgeven is door schilderstukjes, de vier jaarge
tijden voorstellende, van zijn tijdgenoot G. J. Palthe.
De schilderijen van de vier Evangelisten door de hier
in 1588 geboren schilder Henrick ter Brugghen, in
1707 door zijn zoon aan de stad aangeboden, het
61