HOOFDSTUK V
Wereldlijke Openbare Gebouwen.
Het Kerkelijk en Wereltlijk Deventer", zo heten
twee dichtbedrukte folianten, uitgekomen in 1731
en 1788, waarin de geschiedschrijvers Gerhard Dum-
bar, grootvader en kleinzoon, op de wijdlopige, weinig
overzichtelijke, maar nauwkeurige manier der acht
tiende eeuw, zeer veel wetenwaardigs uit Deventer's
verleden hebben geboekstaafd.
Na in het kerkelijke te hebben rondgedwaald willen ook
wij nu overgaan naar het wereldlijke. En in feite hebben
we daarvoor slechts enige stappen te doen, want zoals
de Grote Kerk het symbool genoemd kan worden van
het kerkelijk Deventer, zo is aan de overzijde van het
Grote Kerkhof het stadhuis het middelpunt van het
wereldlijk Deventer, afb. 15.
Reeds in de oudste tijden heeft hier het stadhuis ge
staan, maar van zijn uiterlijke vorm is zo goed als niets
meer over en zelfs zeer weinig bekend. In 1347 werd de
„ghevel domus civitatis" afgebroken, waarna een
nieuwe werd opgetrokken. Op de houtsnede van 1550
kunnen we een gothische gevel, met een torentje er
naast, vrij goed ontwaren. Berichten uit de zeventiende
eeuw zeggen, dat het raadhuis was: „petit, mais fort
enjolivé, et oü on monte par un beau Perron", terwijl
een ander het tegendeel vond: „groot, doch zeer olt".
Dat laatste was dan ook wel de reden dat het weer
geheel vernieuwd werd en toen de nog heden bestaande
gevel kreeg, naar een ontwerp van Jacob Roman, de
bouwmeester van Stadhouder Willem III, in de jaren
1693/94. De zijgevel aan de Polstraat werd in klassieke
48