de vervolgingen te zwaar, dan trokken zij weg
om elders in vrede te leven. Zoo begaf zich in 1722
een kleine groep van deze „Moravische broeders"
naar Berthelsdorff in de Opperlausnitz, een heer
lijkheid die toen het eigendom was van den Sak-
sischen hoveling Nikolaas Lodewijk graaf van
Zinzendorff en Pottendorff. Bij hem vonden zij
bescherming. Een woest stuk land tusschen Gör-
litz en Lobau wees hij hun aan om te bewonen en
te bebouwen. Van ouds was die plek bekend
onder den naam Huthberg vanwege een wacht
die men daar op een berg hield in tijden van oor
log. Doch de nieuwe, diep-godsdienstige bewoners
wijdden het terrein aan God en veranderden den
naam in Herrenhuth, en onder dien naam zijn zij
in het vervolg bekend gebleven. Snel nam nu de
aanvankelijk heel kleine gemeente in omvang toe.
Na enkele jaren maakte men daarom aanstalten
om een aantal broeders als zendelingen uit te
sturen naar afgelegen streken, naar Groenland en
Amerika. Doch tevens naar dichterbij gelegen ge
bieden zwermden zij uit. Ook naar Nederland
kwamen de Hernhutters. In 1735 stichtten zij er
onder leiding van August Gottlieb Spangenberg
hun eerste gemeente, te Amsterdam. Het contact
met ons land was voornamelijk uitgegaan van den
graaf van Zinzendorff, die veel over de Republiek
gehoord had van een familielid, dat eenige jaren
tevoren, in 1713, hier de belangen van den Duit-
schen keizer had behartigd op het vredescongres
te Utrecht. Spoedig na de eerste Moravische
broeders verscheen Zinzendorff zelf in de Neder
landen. De beweging verbreidde zich tamelijk snel.
In 1736 kon o.a. een gemeente te IJsselstein ge
sticht worden met als centrum het nieuw daartoe
gebouwde huis Heerendijk. Vijf jaar lang bleven
zij daar. Toen noodzaakten moeilijkheden met de
synode van Zuid-Holland hen te vertrekken. Zij
91