En:
De Tulpen doen, van verf verscheiden,
d'oogen dwaalen.
De Hyacint, gequeekt uit Ajax bloet voorheen,
Narcissen, wit en geel gemengelt onder een,
Verlustigen de reuk, en kunnen 't oog bekooren.
De roos en leli maakt de jufiers roodt van toren.
Het leliwit beschaamt de wang te bruin geverft.
Het Beeldtwerk zet den hof geen kleinen luister
Met taxis dik en hoog gewassen op een ry
Ik zie aan allen kant fontein en bronnen springen.
Nu zal ik 't Speelhuis, dat, zich spiegelende
in de stroomen,
Met myne oogen lokt, bezien in 't naderkomen.
Twee steene vazen staan ter slinke en rechte
handt.
Wat zie ik voor een God voor wien het altaar
brandt
Is 't Bacchus, die, gestuuwt van dartle
nachtbachanten,
En wynpapinnen, wordt gevierdt van alle
kanten
O neen, ik dwaal, hier wordt de Tuingodt
aangebeên
Men zwaait hem wierrook toe, maar laat ons
binnentreên.
't Is alles even overdreven en opgeschroefd als de
lusthof zelve. Rotgans' vriend Frangois Halma,
die zijn dichtwerken uitgaf, vond het noodig aan
het gedicht op Heemstede nog toe te voegen:
Hoe heerlyk ziet men daar het Landhuis
afgemaalt
Het Landhuis, dat in't Sticht met zooveel
luister praalt,
85