die de mode van den tijd alzoo eischte. Zeer lange
rechte lanen boden de verre uitzichten uit huis en
paviljoens, die men op het eind van de 17de eeuw
zoo graag zag.
Een lange en diepe laan, met ypen, beuken,
linden,
Met eist, en es bepoot, versiert aan eiken kant
Met starrebossen, naar de maat en eisch geplant,
Lacht ons van verre toe, en noodt ons aan
te treeden.
(Lukas Rotgans).
Heemstede werd zoo één groote, hoogst curieuze
opeenhooping van alle denkbare buitenplaats
versieringen. Het park vertoonde een ontstellende
overlading van decoratiewerk, maar de snobs
van den tijd vonden het prachtig. Binnen enkele
jaren gold de buitenplaats als een bezienswaardig
heid van den eersten rang, die geen vreemdeling
in het Sticht mocht overslaan om te bezichtigen.
Grenzenloos trots moet de eigenaar zich gevoeld
hebben, wanneer hij telkens weer nieuwe buiten-
landsche gasten zijn steeds voor ieder netgekleed
persoon toegankelijk buitengoed zag betreden.
Hofgedichten verkondigden den roem ervan nog
verder. Wij citeerden reeds een paar regels uit
Lukas Rotgans' „Stichts landtgezang op Heem
stede". Wij kunnen dit lange vers hier niet in zijn
geheel overnemen en willen er daarom nog maar
enkele passages uit aanhalen:
Hier voele ik door 't gezigt myn geesten
opgetogen,
Terwyl de lusthof pronkt zoo heerlyk in myne
oogen,
Verdeelt in perken naar de wiskunst net geleidt,
En bedden daar de Mai haar 'purpren tabbert
spreidt.
84