ningen voor het personeel, stallen en voorraad
schuren, misschien ook een kerkje of kapel, lagen
verspreid op het overige gedeelte van het terrein
binnen de omwallingen. Alles was van hout opge
trokken. Duidelijk kunnen wij ons dus voorstellen
hoe het Frankische kasteel eruit heelt gezien.
Dorestad zal niet de eenige plaats in Midden-
Nederland zijn geweest, waar zoo'n versterking
was opgericht. Te Utrecht, op of vlakbij het Dom
plein, waar eeuwen tevoren de Romeinen een
vesting hadden gesticht, moet eveneens een Fran
kische burcht hebben gelegen, waarvan nu niets
meer over is. Misschien heeft ook te Vechten op
of bij de resten van het daar door de Romeinen
aangelegde fort een dergelijk Frankisch kasteel
gestaan. Hoe het ook zij, al was het aantal ver
sterkte burchten aanvankelijk misschien nog klein,
toch mag men aannemen dat de Frankische cul
tuur in de achtste en negende eeuw in het stroom
gebied van den Rijn althans eenige uitgebreid
heid had.
In 863 is Dorestad ten onder gegaan, niet zoozeer
door de plundertochten der woeste Noormannen,
zooals men vroeger meende, als wel door hevige
natuurrampen, die ons land in die jaren teisterden.
Nieuwe zeestromingen, wier ontstaan hier niet ter
zake doet, hadden onze kust aangetast en ver
zwakt. Toen er zware westerstormen opstaken
bleek zij daardoor niet tegen de kracht van de
opgezweepte golven bestand. Het zeewater stuwde
het land in, eerst door de monden der groote
rivieren, vervolgens ook op andere plaatsen.
Overal overstroomde het land, in Holland, in
Utrecht, in Gelderland. Om het water te keeren
trachtte de bevolking in allerijl dammen aan te
leggen. Zoo wierp men er een op in den Rijn bij
Dorestad om den hoofdmond van de rivier te
ontlasten en het water dat uit het Duitsche achter-
9