woonvertrekken werden aangebouwd. Aan den buitenkant verschenen verschillende sierlijke trap gevels, die aansloten bij de enkele reeds bestaande. De arkeltorentjes werden hierbij ingebouwd tot on begrijpelijke muurversieringen. De fraai bewerkte deurpartij met stoep, caryatiden en decoratief beeldhouwwerk van zandsteen bleef onveranderd. Verder liet de stadhouder nog een tamelijk uit- gebreiden voorburcht optrekken met een inrij poort, stallen, woonruimte voor het personeel enz. Maar heel weinig heeft de bouwlustige doch altijd druk bezette prins op Zuylestein vertoefd. Den igden Juni 1&35 bezichtigde hij op doorreis van Utrecht naar Arnhem de verbouwing en gebruikte op het kasteel het middagmaal. Van 12 tot 15 November van hetzelfde jaar verbleef hij er op nieuw en den 25sten Mei 1639 voor het laatst als eigenaar. 15 Maart 1640 schonk hij slot en heerlijk heid aan zijn zoon Frederik, toen nog commandeur van Buren, maar sedert dien heer van Nassau- Zuylestein geheeten. Toen brak de bloeitijd van het kasteel aan. Veel bezoekers werden er ontvangen. Een prachtige aankleeding der vertrekken was daartoe noodig. Heer Frederik was gehuwd met een Engelsche, Mary Killegrew, maar had, vol gens den Franschen gezant te 's-Gravenhage, de reputatie van „avoir entièrement 1'inclination frangoise". Geen wonder dat de bewoning van het slot in dezen tijd op internationale leest geschoeid was! In 1658 werd zelfs den afgezetten koning Karei II van Engeland op Zuylestein onderdak verleend, maar zijn verblijf aldaar duurde, op aan drang van hooger hand, niet lang ter vermijding van politieke moeilijkheden. Het volgende jaar werd Nassau-Zuylestein benoemd tot gouverneur van den jeugdigen Willem III. Dezen prins heeft hij, ook toen die later stadhouder was, herhaalde lijk op zijn buitenverblijf ontvangen en het was 62

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 66