sterdamsche stadhuis. Maar naast de Amsterdam- sche burger-heeren zetelde in Den Haag de stad houder, naar de letter slechts de eerste dienaar der Staten, doch tevens souverein prins van Oranje en door zijn macht, rijkdom en capaciteiten metter daad de gelijke van Europa's grootste koningen en de meerdere van vele kleine Duitsche potentaatjes. Hij was in de Republiek de aangewezen drager van de barok-cultuur. Gaarne heeft hij de nieuwe be weging tot de zijne gemaakt: de algemeene ten dentie tot uitbreiding van het vorstelijk gezag kon hem alleen maar welgevallig zijn; het overal gecul- veerde streven naar vergrooting van het decorum en tot enscèneering van het hofleven vermeerderde slechts zijn aanzien. Telkens probeerden de regen ten de stadhouderlijke macht nu te beknotten en het „evenwicht" tusschen dienaar en meesters te herstellen. Even zooveel malen mislukte het hen; de laatste keer dat zij het probeerden door het stadhouderschap eenvoudig af te schaffen ofschoon een opvolger van den overleden prins aanwezig was, zelfs met den gruwelijk-bloedigen afloop van de Gevangen Poort en op het Groene Zoodje. De algemeen-Europeesche beweging van abso lutisme en barok was te sterk om te weren. Op den duur scheidde zich ook in ons land een hofkliek af met een eigen, sterk internationaal georiënteerde cultuur, en de burgers die niet geheel geïsoleerd of ten achter wilden komen konden niets anders doen dan deze maar te volgen, op een afstand natuurlijk, want van werkelijk den vorst en zijn hovelingen te benaderen was voor hen geen sprake. Het contrast tusschen beide groepen begon duide lijk aan den dag te komen bij het optreden van Frederik Hendrik, den stadhouder die door zijn Fransche moeder geregeld op de hoogte was van hetgeen er in het leven te Parijs omging en door zijn Engelsche nicht te 's-Gravenhage, de ex- 58

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 62