tengeslacht dat in 1632 de ridderhofstad had aan gekocht. In 1672 werd het door de troepen van Lodewijk XIV verwoest. „Sedert was'er" volgens den auteur van den „Tegenwoordigen Staat van Utrecht", „alleen een Speelhuis aan den Rhyn, de grondslag van een Slot, en een huis van weinig aanzien, tot dat de tegenwoordige bezitter (dat was in 1772 Gerard Godard baron Taets van Amerongen), aldaar in het jaar 1770, een Brug over den Rhyn sloeg, en een aanzienlyk Nieuw Huis zette, gelyk hy'er, reeds te voren, eene fraje Plantaadje had aangelegd". Het bouwen van een huis van het trapgeveltype op het platteland had het bezwaar, dat nooit een omvang van eenige beteekenis verkregen kon worden. Het gebouw tot in het bijkans oneindige in de hoogte optrekken, zooals men dat in de stad deed, was buiten niet mogelijk wegens het ont breken van zijdelingschen steun. Verbreeden kon men het gebouw slechts weinig, omdat men aan het zadeldak gebonden was, dat binnen bepaalde afmetingen moest worden gehouden. Het huis bijzonder te verlengen had zijn practische en aesthetische bezwaren. Zoo kwam men er al spoe dig toe, het trapgevelhuis-buiten te verdubbelen: men bouwde niet één, maar twee trapgevelhuizen tegen elkaar, binnen de slotgracht. Tezamen be sloegen deze gewoonlijk een ongeveer vierkant stuk grond, waarop de architect heel wat gemakkelijker de kamers kon groepeeren dan op den gerekten rechthoek van het enkele trapgevelhuis. Deze practische methode van werken was niet nieuw: in de stad werd zij reeds lang toegepast. Een goed voorbeeld van zoo'n dubbel trapgevel huis-buiten was in zuid-oost Utrecht de ridder hofstad Vronesteyn (fig. 8). De hoofdingang was aangebracht aan den korten kant in het midden. 49 4

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 53