handeldrijvenden, regeerenden of administreeren-
den stedeling. Voortaan volgde men op het platte
land daarom geheel de lijn die de stedelijke ar
chitectuur aangaf. Dat de natte gracht, die de
middeleeuwsche kasteelen steeds omringde, hierbij
behouden bleef, moet men niet als een uiting van
krijgslust beschouwen. Het was niet anders dan
een practisch middel om ongewenscht bezoek van
landloopers en gespuis buitenshuis te houden.
Daarom behield men de oude idee, om het
heerenhuis ten plattelande door water te omringen
voorloopig nog maar. Het stond ook aardig en
men kon er tevens visch in houden en eenden voor
de eieren. Maar van groot belang was vooral de
omstandigheid dat een gracht een vereischte was
waaraan een huis moest voldoen, wilde het in aan
merking komen om als „riddermatig" te worden
beschouwd. En dat was een voorrecht dat onze
kooplieden-regenten, tuk op politieke voordeelen
en nog meer misschien op fraai klinkende titels,
die zij, als homines novi, van huis uit niet bezaten,
zich niet gaarne wilden laten ontglippen. Dus
bleef de slotgracht in gebruik.
Wat men óók van den kasteel-bouw overhield
was de gewoonte om vóór het huis, hetzij binnen,
hetzij buiten de gracht, een vierkant of rechthoekig
stuk grond vrij te laten, waar koetsen en paarden
konden voorrijden. Links en rechts daarvan
bouwde men de stallen, soms ook een oranjerie.
De zoo ontstane aanleg was een late nazaat van
het kasteelplein der middeleeuwen. Doch hoeveel
ruimer kon het voorplein nu zijnDe stalgebouwen
lagen voortaan ver van het hüis van de eigenaar,
zoodat de deftige dames en heeren in hun woon
vertrekken geen last hadden van onaangename
stalgeuren. In de open ruimte tusschen huis en
stallen zette men des zomers graag rijen oranje-
boomen, aldus een fraaie verbinding vormende
44