Of eigenlijk was de trek net andersom, want de adel
behoorde oorspronkelijk op het land thuis, de bur
gerij en de hooge geestelijkheid evenwel in de stad.
Zoo ontstonden de eerste „buitenplaatsen". Hoe
zij gebouwd werden, vertelden wij hiervóór reeds.
Want een eigen type landhuis ontstond voorloopig
nietde bestaan de bouwvorm ten platte lande, de
burcht, voldeed aanvankelijk geheel aan de be
hoeften. Maar omdat deze huizen volgens de
kasteel-traditie door grachten omringd en van
torens, poorten en gekanteelde muren voorzien
waren, noemen wij ze kasteelen. Dezelfde heerlijke
rechten waren bovendien gewoonlijk aan beide
soorten van goederen verbonden, ook zelfs wanneer
de bewoner een geestelijk heer was, als de dom
proost van Utrecht. Zoo liepen de begrippen
„kasteel" en „buitenplaats" in de middeleeuwen
geheel in elkaar over. Slechts zelden kan men, als
bij het Huis te Doorn, nadrukkelijk aanwijzen, dat
een buitengoed, een plaats voor nut en vermaak,
en geen vecht-kasteel het doel van den stichter was.
Dat hij echter geen ongelijk had, zijn buitenver
blijf verdedigbaar te maken, leert de geschiedenis
van Doorn, die herhaaldelijk spreekt van plunder
tochten en belegeringen. Veilig was het platteland
in de middeleeuwen allerminst! Reeds elf jaar na
den bouw van het Huis te Doorn werd het verbrand
door Arend toe Boecop op last van graaf Willem III
van Holland, uit woede over het feit dat de kapit
telen van Utrecht Jacob van Oudshoorn tot bis
schop hadden gekozen. „Des nyes ghecooren
byscops Uthof ende woeninghe tot Doorn" Van
Oudshoorn was Floris van Jutphaes als domproost
opgevolgd moest het daarom ontgelden. De
onfortuinlijke priester stierf reeds het volgend jaar.
Zijn buitenverblijf werd spoedig weer opgeknapt,
terwijl zijn opvolger Hendrik van Mierlaar zelfs
in 1347 met toestemming van het domkapittel
39