Een meer uitvoerige behandeling vraagt tenslotte het Huis te Doorn (afb. 6) omdat wij hiervan meer weten dan van de meeste andere ridderhofsteden in zuid-oost Utrecht. Dat is niet verwonderlijk, want het Huis te Doorn was vroeger een geestelijk goed. Daarop straalde de glans af van hetgeen in de middeleeuwsche cultuur vóór alles en alléén van werkelijk belang was: de kerk. Huize Doorn is gesticht in het jaar 1311 door den Utrechtschen domproost Floris van Jutphaas als zijn buiten verblijf. Reeds in het midden der middeleeuwen vinden wij aanwijzingen dat de rijksten der stedelingen des zomers behoefte begonnen te krijgen aan zon en frissche lucht. Aanvankelijk had men meestal vol doende ruimte om zich te verpoozen gevonden binnen de stadswallen. De vroeg-middeleeuwsche steden moeten vaak op boerendorpen hebben ge leken met lage houten huizen, die bijna geen zon licht wegnamen. Varkens en kippen scharrelden er over de straten, die nog maar weinig door ver keer verontrust werden. Doch toen, tegen het mid den der middeleeuwen, de bevolking toenam en daardoor de huizen hooger werden en de straten voller bebouwd, veranderde die toestand. Reeds in de twaalfde eeuw had het bisschoppelijk paleis binnen Utrecht naast de „domus Hyemalis" ook een „domus aestivalis", een zomerhuis, dat men wel in den tuin van de winterwoning zal moeten zoeken. Ook sommige kanunniken bezaten zoo'n zomerverblijf in de stad, gewoonlijk met een vroolijk uitzicht op moestuin en boomgaard. Maar niet iedereen was in de spoedig volgebouw de stad in de gelegenheid, zich een dergelijk buiten tje binnen de muren aan te schaffen. Toen trok de stedelijke chic naar buiten, het platteland op, naar het voorbeeld der ridders, die ook dikwijls des winters in de stad woonden en 's zomers buiten. 38

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 40