met het hoofdgebouw verbonden (afb. 22). Een
klein verdedigingswerk lijkt het, niet meer de ge
duchte laatste toevlucht bij een beleg, die oor
spronkelijk de donjon was geweest. Thans huizen
er duiven in. Ook op Moersbergen brachten later
tijden, vooral de 19de eeuw, ingrijpende ver
anderingen.
Verder gaat dan de ontwikkeling. De vierkante
toren wordt steeds slanker. Tenslotte trekken de
bouwmeesters de logische consequentie van dit
groeiproces: mede onder invloed van de elders
heerschende gewoonte wordt hij achthoekig of
rond. De muren worden inmiddels dunner, de
defensieve waarde ervan neemt af. Op het einde
der middeleeuwen bouwde men in zuid-oost
Utrecht nog slechts elegante trap- en uitzicht
torentjes tegen goed bewoonbare heerenhuizen-
op-het-platteland. Hiermee verdween de Franki
sche donjon-idee. Verdedigbaar waren deze kastee-
len slechts door hun gracht en hun nog steeds
eenigszins weerbare voorpoort aan den openbaren
weg. Zoo was b.v. het aspect van de ridderhofstad
Wulven. Terecht spreken de leenacten van dit goed
dan ook niet meer van een kasteel of een toren,
maar van een „Huys". Ernst van Wulven, een lid
van het groote Stichtsche geslacht, dat wij reeds
zoo menigmaal tegenkwamen, heeft in 1296 het
slot te Wulven „getimmerd", zooals oude charters
het noemen. Het zal wel van steen zijn geweest,
maar het feit dat nog uitdrukkelijk het woord
„timmeren" werd gebruikt wijst erop, dat de
periode van den bouw in hout toen nog niet ver
in het verleden kan hebben gelegen. Later is
Wulven herhaaldelijk in oorlogen vernield, o.a.
in 1346 door bisschop Jan van Arkel, doch telkens
werd het weer opgebouwd.
Het Wulven dat wij uit de 17de eeuwsche af
beeldingen van Roeland Roghman en uit de 18de
35