maatregel, maar wij kunnen haar niet onomwonden prijzen. De schaduwzijde was, dat de kasteden er bijna steeds minder karakteristiek door werden en minder zuiver van stijl. Dikwijls ontstond een allegaartje van torens, woonvleugels, los daartegen gezette stallen en andere aanbouwsels, dat soms een schilderachtig, in de meeste gevallen echter een rommelig, weinig waardig en monumentaal geheel deed ontstaan. Waarlijke architecten die de verschillende heterogene onderdeden tot één geheel wisten samen te voegen treft men in de middeleeuwsche kasteelbouw in Nederland zelden, in zuid-oost Utrecht nooit aan. Maar kan men iets, anders verwachten in een buurt als deze, die, na de verplaatsing van den Rijnmond in de gde eeuw, buiten de hoofdverbindingswegen der groote wereld viel in de, gedurende de middeleeuwen toch al niet heel centraal gelegen, Noordelijke Nederlanden In de meeste gevallen zullen er wel plaatselijke krachten hebben gebouwd. Het werk dat zij afleverden was doorgaans degelijk, maar even geregeld onbelangrijk. Als eerste voorbeeld van zoo'n half Frankisch, half „stadsch" kasteel noemen wij de thans gesloopte ridderhofstad Groenestein (fig. 4). Aan den west hoek van het complex, dat door de gebruikelijke gracht was omgeven, lag een zware vierkante toren, een duidelijke nazaat van den Frankischen donjon, doch lager en in een hoek weggedrongen. Daartegen de woonvleugels, brokken zuivere stads architectuur, met groote ramen, trapgevels en aardige schoorsteenen, die zonder veel orde lagen aan twee zijden van het ongeveer vierkante binnen plein. De beide andere zijden werden beschermd door een muur. Op de afbeeldingen die wij van den burcht over hebben is deze muur laag, zoodat men uit het huis een wijd uitzicht moet hebben ge had. Oorspronkelijk zal de muur echter voor de 30

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 30