voldeed, dan wel geheel nieuw als vergrooting van
den woontoren, is niet met zekerheid te zeggen.
Wij kunnen echter het laatste vermoeden omdat
15de eeuwsche leenacten spreken van „den thoren
huys ende hoffstadt" van Walenburg „soo dat van
outs gelegen is in Nederlandbroek".
De eerste bewoner van het huis dien wij kennen
was Dirck de Ridder. Tot 1574 bleef het goed in
diens geslacht. In dat jaar werd het verkocht ter
dekking van ontstane schulden. De tijden waren
toen slecht. Keer op keer wisselde Walenburg
daarna van eigenaar. Inmiddels werd het, vooral
in den loop van de 18de eeuw, zeer verwaarloosd.
„De Tegenwoordige Staat van Utrecht", die in
1772 verscheen, spreekt van „een gebouw van eene
zeldzaame en onregelmaatige gedaante, bestaande
uit een' bouwvalligen Tooren, die vry hoog is, en
merkelyk uitsteekt boven het overige van het Huis,
welk uit verscheiden trapgevels bestaat". Het was
in 1761 door koop het eigendom geworden van
Johannes Matthijs Swemmelaer, die op Leeuwen
burg onder Driebergen woonde en Walenburg
alleen als geldbelegging hield, wegens de bijbehoo-
rende landerijen. Zijn stiefzoon en erfgenaam, mr
Joachim van Vliet, vestigde zich te Dokkum, zoo
dat het kasteel toen geheel uit de belangstelling van
den eigenaar geraakte. In 1803 deed hij het dan
ook van de hand, maar opnieuw kwam het huis
aan een bezitter die het niet zou bewonen: Gijsbert
Carel Cornelis Jan baron van Lynden van Sanden-
burg. De nu geheel overbodig geworden, door den
loop der tijden bouwvallige 17de eeuwsche woon-
vleugel werd toen afgebroken en vervangen door
een boerderij, die daar thans nog staat, wat
vreemd tegen den gespaarden i3<3e-eeuwschen
donjon aanleunend. Ook hier vergane grootheid!
Tenslotte het voormalige „steenhuys" Lievendaal
bij Amerongen (fig. 3). Bij uitzondering is de
23