beide deelen. Het lage land, eens het middelpunt
van bewoning en verkeer, werd door onze over
grootouders verlaten ten behoeve van het hooge,
vóór dien nauwelijks bewoonde gebied. Beteekent
deze verplaatsing van de belangstelling van de
nuttige rivierklei naar de alleen maar uit ideëele
overwegingen schoone zandgronden, het ontdek
ken van een nieuw soort van landschap en het bij
kans geheel vergeten van het vroeger gewaardeer
de, winst? Is het een uiting van vooruitgang der
menschheid? Of brengt deze verschuiving ook
verlies met zich mede Wij wagen het niet hier op
deze vraag, die de fundamenten der cultuurge
schiedenis raakt, een antwoord te geven. Wij kun
nen slechts, als menschen van onzen tijd, ons har
telijk verheugen in de majestueuse schoonheid van
de fraaie bosschen in de Stichtsche Lustwarande.
182