(grootendeels gecamoufleerd door boomen en
klimop) bewaakt door Nederlandsche politieman
nen. Af en toe wandelde hij door Doorn en hij wist
zich zelfs nog zoo populair te maken in het dorp
dat de burgerij hem bij zijn tachtigsten verjaardag
een tuinhuisje aanbood dat geplaatst werd in het
pinetum. Een klokkespel dat hij tien jaar eerder
cadeau had gekregen werd aangebracht boven een
steenen gebouwtje in het park dat als garage dienst
deed. Zoo sleet de gewezen heerscher te Doorn
zijn talrijke laatste levensjaren als een jeugdige
grijsaard. Daar schreef hij zijn mémoires; daar her
trouwde hij, na het overlijden van keizerin Augus-
ta, in alle stilte in 1922 met prinses Hermine von
Schönaich-Carolath geboren Reuss, daar hakte hij
zijn dagelijksche boomen, daar ook tenslotte stierf
hij in 1941. Zijn lijk werd niet naar Potsdam over
gebracht waar zijn eerste vrouw ligt begraven;
voor hem werd bij zijn huis in Doorn een mauso
leum van baksteen opgetrokken. „Nederland
bouwt in baksteen", en de oorlogsnood drong.
In Duitschland zou men zeker een tombe van
marmer of graniet voor de onttroonde grootheid
hebben opgericht
„Keizerin" Hermine bleef na den dood van haar
gemaal niet in Doorn. De kroonprins die zijn erf
genaam was betrok het huis evenmin. Thans is het,
nog geheel zooals het voor Wilhelm II was inge
richt, als bezienswaardigheid voor het publiek
opengesteld. Dat is zoo het lot der paleizen van
uit den tijd geraakte monarchen. Doorn kreeg in-
tusschen door de aanwezigheid van den „stillen
man" een wereldnaam.
En vlak daarbij, naast heel dien drukbezochten
Utrechtschen heuvelrug, ligt nog steeds vergeten en
verlaten de Langbroeker Wetering. Geen dagjes-
publiek maakt er de wegen onveilig, geen rente-
180