In overeenstemming met het huis waren ook de
oranjerie, het koetshuis en de pompeuse inrijhek-
kenéén hoog ijzeren dat den noordelijken oprit,
den voornaamsten, en naar Amsterdam en Utrecht
gekeerde, afsloot, en één van hout aan den kant van
Doorn in historiseerenden trant opgetrokken.
Naast beide hekken verrezen portierswoningen in
neo-renaissancestijl met een inslag van het Zwit-
sersche chalet, bouwwerkjes die verbrokkeld uit
vielen als het groote huis zelf.
Natuurlijk bleef de neo-renaissance in een gebied
waar op het einde der i gde eeuw zoo veel werd ge
bouwd als in zuid-oost Utrecht, niet tot Hydepark
beperkt. Bij veel villa's werd zij op min of meer
zuivere wijze toegepast, b.v. bij ^anthoff, even ten
zuiden van Zeist aan den grooten weg naar Arnhem
gelegen. Maar nergens nam zij, zooals gezegd,
zulke kolossale afmetingen aan als bij Hydepark
en nergens waren haar vormen zoo typisch.
Na de enorme bouw-activiteit die in het midden en
de tweede helft van de 19de eeuw op den Utrecht-
schen heuvelrug heerschte valt er uit de periode
na de neo-gothiek in het lage land langs de Lang-
broeker Wetering slechts één buitenplaats te ver
melden, die wel niet nieuw gesticht werd, maar
tenminste een verbouwing van eenigen omvang
onderging. Dat was Leeuwenburg (afb. 33) en de
reden van de bijzondere belangstelling voor dit
huis op de klei zal wel geweest zijn het feit, dat er
een aardig bosch naar den smaak van den tijd bij
behoorde. De geschiedenis van het goed is bekend
sedert het midden der 17de eeuw. Den 20sten
December 1667 nam Melchior Toussain het buiten
over uit den desolaten boedel van den Utrechtschen
patriciër Gerard Zoudenbalch en gaf het den naam
die het nog hedentendage draagt. Het huis was
toen door grachten omringd. Tegenwoordig zijn
171