overdrevene. Alles was hier overladen, superlatief.
Dat kwam in de eerste plaats door de afmetingen
van het huisdat kwam voorts door den toegepasten
bouwstijl, die meende door een opeenstapeling van
schilderachtige decoratieve détails in oud-Holland-
schen trant de nationale bouwkunst van onzen
Gouden Eeuw te kunnen evenarendat kwam ten
slotte door een beslist tekort schieten van de ar
chitecten, die niet, zooals Cuypers, bij machte
waren om de veelheid die de tijd wenschte tot een
organische eenheid samen te vatten. De taak die
van hen werd geëischt was echter zoo zwaar, dat
deze tekortkoming volkomen begrijpelijk is. Alles
wat maar statig, pralend en modern-comfortabel
was moesten zij tegelijkertijd aanbrengen.
Hydepark kreeg, naar de mode van den tijd, het
aanzien van een renaissancegebouw, waarbij echter,
aangezien het een luststlot op het platteland was,
reminiscenties aan den middeleeuwschen kasteel-
bouw in den vorm van torentjes bleven spoken.
Om van het buiten-zijn te kunnen genieten wensch
te de opdrachtgever natuurlijk veel openslaande
ramen en deuren met groote spiegelruiten. Daarbij
de nog steeds onmisbare balkons, terrassen en wa
randa's. Vervolgens een representatief en luxueus
aspect, zoowel wat het exterieur als het interieur
betrof. Een bonte en toch beschaafde versiering
van baksteen, graniet, gehouwen steen, leien en
kleurige mozaiek in de eindeloos gevarieerde vor
men van omlijstingen, halen, lisenen, hekwerken,
dakvensters, geveltoppen, torentjes, ingelegde vloe
ren en wat al niet meer, moest den beschouwer im-
poneeren en de impressie van weelde geven. Trad
men de vestibule binnen, die de tijdgenooten
„overschoon" oordeelden, dan zag men opnieuw
bontbewerkte mozaiek, borstweringen van gepo
lijst graniet en een overdaad van marmeren zuilen,
kolommen en wandplaten. Althans zoo leek het op
168