optrekje, licht van kleur en gedekt door een rustiek, breed-overstekend dak van riet, dat omzoomd is door een uitgeschulpten houten rand. Dergelijke gebouwtjes zijn in ons land in de eerste helft van de 19de eeuw meer verrezen. Vooral in de provin cie Utrecht waren zij zeer in trek. Zij waren in gebruik gekomen tezamen met den parkstijl, het eerst dus natuurlijk in Engeland. Door plaatwerken van kunstenaars als John Soane, Charles Middleton en James Malton's Essay on britisch cottage archi tecture (1804) hadden zij algemeene bekendheid gekregen. In het Utrechtsche ontstonden in dezen geraffineerd-rustieken, oorspronkelijk Engelschen trant weldra tal van kleine tuinmans-, koetsiers- en tolgaardershuizen. Zoover men kan nagaan werden ze tusschen 1808 en 1840 gebouwd. De architecten ervan zijn onbekend. De witte kleur der muren is overgenomen uit den Franschen Empire; de strenge symmetrie en de rechte vor men die er steeds bij in acht werden genomen stammen eveneens uit dien stijl, die in het begin van de 19de eeuw hier te lande al-overheerschend was en die ook de Engelsche elementen in onze bouwkunst vaak beïnvloedde. Behalve op Vollenhoven vindt men dergelijke huisjes in de Stichtsche Lustwarande o.a. ook bij Beerschoten, achter Houdringen aan den Soest- dijker weg en, zonder witte bepleistering, tegenover Nieuw-Amelisweerd aan den grooten weg van Utrecht naar Bunnik. Het valt te betreuren dat deze charmante „cottages", die met hun harmo nische verhoudingen en waarlijk landelijk uiterlijk een sieraad voor onze buitenplaatsen vormden, slechts zoo korten tijd in Nederland zijn gebouwd. Tegen het midden van de 19de eeuw werden zij na een overgangsperiode verdrongen door afschuwelijke opdringerige tuinmanswoningen die met een arrogant allure hun plompe vormen en 166

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 182