die burgen meer mogen heeten, als zelfs de niet adellijke heer van Sterkenburg (d.i. mr Kneppel- hout) bezoeken te Utrecht gaan afleggen, allemaal deftige conservatieve lui, in de „meest onverdraag zame stad van ons Vaderland" kind in huis." En de vriendin van de weduwe keek daarnaar. „In de week wilde zij weten van wie die rijtuigen waren, het gaf stof voor het kwijnend gesprek, het gaf gelegenheid, bijzonderheden over al die fa- miljes te vernemen" totdat de liefde in het spel kwam en Dennenheuvel opfleurde, tot groot ge noegen van Potgieter, die zijn relaas eindigt met de opmerking: „Het zijn geen aanzienlijke lui, hij heeft zijn fortuin door ijver en goede trouw aan de Graanmarkt gemaakt, zij is geene schoonheid. Maar er heerschte zulk een hartelijkheid." Een typisch beeld van De Bilt tenslotte geeft Craandijk in zijn „Wandelingen door Nederland" (1884): „Ook is't er doorgaans levendig genoeg. Tal van equipages rijden er. Troepen jonge, aan elkaar gekoppelde paarden, trekken er door, on- der't geleide der paardenkoopers met hun gladde blaauwe kielen. Kanonnen met hun bespanning doen er de vensterruiten trillen, bij hun militaire wandelingen of hun togten naar „de Kamp van Zeist". De regelmatige stap van infanteristen en mineurs dreunt er in de straten. De lange boeren wagens der landlieden uit den omtrek laten er hun witte huiven blinken. Ruiters en amazones draven er lustig door heen. Wandelaars in menigte komen er zich verpoozen. 't Is aan alles te bemerken, dat wij hier zijn in een volkrijke landstreek, in de nabij heid eener groote stad, in een middelpunt van rijk dom en weelde." Denken wij bij dit reeds drukke verkeer nog de geel- geschilderde postkoetsen van de Koninklijke Dili gence Onderneming, die over den weg naar Zeist en Utrecht af en aan reden en de „wagens" op 162

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 178