halen met rijtuig. Mijne vrouw was confuse Multatuli was niet de eenige die de overdreven dikdoenerij in de Stichtsche Lustwarande in zijn tijd hekelde. Tien jaar na het verschijnen van den Max Havelaar, op 3 Augustus 1869, schreef Pot gieter aan Busken Huet in denzelfden trant over het leven in die schoone streek: „Lieve Vriend! We zijn Zondag op Dennenheuvel geweest. En waar ligt Dennenheuvel? Tusschen Driebergen en Doorn. Het optrekje heeft zijn historie. Voor vijf en twintig jaren gebouwd door den toen jongen de M„ was deze er vroom en philantroop tevens, maar slaagde eer in de eerste kwaliteit met den Bijbel slechts zoo lang, als hij in de laatste hoeda nigheid niet moede werd, zijn beurs te openen en te leegen. De helft van het koetshuis werd afgesloten voor een oefeningszaal, in welke hij voorging. En de Driebergenaars en Doorenaars kwamen en bragten de Overlangbroekers en de Neerlangbroekers mede, daar de rijke commissionnair in effecten den ge- loovigen geld schoot, en den armen onder dezen geld gaf. Mais il y a un terme a tout, zelfs aan de fortuin van de M. zoodra hij weigerde bij te springen, week de belangstelling en met het najaar schudde hij op Dennenheuvel het stof van zijne voeten; toen hij vertrokken was, werd het schot uit het koetshuis weggebroken, in de lente was het optrekje te huur!" Dan volgt een verhaal over een veertigjarige gefortuneerde weduwe die de buitenplaats overnam en er met een vriendin ver veeld uit de vensters zat te kijken naar het verkeer dat langs kwam. „Het is een drukke rijweg, die chaussée van Driebergen naar Doorn, niet alleen des Zondags, als die woelige Amsterdammers in Jan Pleziers voorbij draven, ook in de week, als de bewoners van Zeist uit toeren gaan, als de van Lijndens van Sandenburg of hoe de adellijke bewoners van Lunenburg en Leeuwenburg en hoe

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1949 | | pagina 177